|
||||||||
|
Dit is het debuut van jazzgitarist Steve Knight, hij is natuurlijk beïnvloed door het crème de la crème van de gitaar grootheden zoals Wes Montgomey, Jim Hall en Grant Green, maar zijn grootste inspiratiebron is George Benson. “I don’t like music that seems to be written just for musicians, a jazz guitarist is part poet and part athlete. I think Benson strikes the perfect balance, he’s an incredible technician on the guitar, but his music is very accessible for a general audience”, verklaart Steve Knight. En daar raakt hij wel de essentie van zijn gitaarspel, je hoort zijn vakkennis op dit album, maar hij probeert de luisteraar niet te overdonderen met louter showmanship. Hij wordt hier begeleid door twee vaste krachten uit de Chicago jazzscene, bassist Justin Peterson en drummer Jeff Stitely. Het trio begon samen te spelen tijdens de Covid-19 lockdown met wekelijkse concerten in de achtertuin van Knight in zijn idyllische beboste buurt. De impromptu jams werden concerten met buren die zich verzamelden voor het hek, het publiek groeide dusdanig dat de wethouder besloot om de concerten te verplaatsen naar het park aan de andere kant van de straat. Het draaide uit op wekelijkse concerten waar de buren met hun families bij elkaar kwamen om te genieten van voedsel, dansen, drank en muziek. Het jarenlang spelen voor publiek gaf het trio een idee van de muziek die de luisteraars graag hoorden en dit type muziek is ook te horen op dit debuut album “Persistence”. Knight houdt vooral van artiesten die popmuziek kunnen transformeren naar jazz en daarom heeft Persistence een popgevoel verpakt in jazz harmonieën. Het openingsnummer “Suspects” berust op de vloeiende natuur van uitgestelde akkoorden om een open sfeer te creëren zoals in Maiden Voyage van Herbie Hancock. “Cisco” is een hommage aan de onlangs overleden grote vernieuwer van de jazzgitaar Pat Martino, ook een voorbeeld voor Knight. Er staan ook twee pop covers op het album die het geloof van Knight weergeven dat jazz zowel publieksvriendelijk als ook artistiek waardevol kan zijn. “Chop Chop” is een swingende blues, geïnspireerd op George Benson’s The Cooker uit 1964, een van de hoogtepunten van dit album. Het titelnummer “Persistence” is een uitermate doorwrochte compositie waarin duidelijk wordt dat Knight een begenadigd componist is dat hij hier in een vrij kort tijdsbestek perfect weet te bewijzen. “Mary Jane’s Last Dance”, een hit voor Tom Petty and the Heartbreakers, een nummer met in mijn oren duidelijke links naar the Byrds en Bob Dylan, is een vrijwel onmogelijk opgave om dat instrumentaal te vertolken zonder de tekst en de overtuigende vocalen van Tom, wat overblijft is een nogal vlakke weergave van de melodie. “Art’s Rant” van bassist Justin Peterson is daarentegen wel een goed in het oor liggend funky nummer dat nodigt tot een vingerknippend gevoel. Een andere vreemde eend in de bijt is “Change the world”, een hit geworden door Eric Clapton, zoals hij wel vaker gebruik maakte van anderen om te scoren, maar het nummer werd geschreven door Tommy Simms, Gordon Kennedy en Wayne Kirkpatrick, het werd opgenomen door country zangeres Wynonna Judd, ook bekend van The Judds. Clapton maakte een coverversie met Babyface voor de film Phenomenon uit 1996 en dat werd natuurlijk een hit, zoals zo vaak en dat door zijn naam en zeker niet door zijn zangkwaliteiten, zie ook zijn covers van J. J. Cale en Bob Marley, enfin eenieder kent mijn mening over Clapton dus genoeg daarover. Terug naar het album van Steve Knight, perfect uitgevoerde muziek, maar het blijft een beetje “middle of the road” omdat hij blijkbaar zijn publiek niet wil verontrusten met uitdagende solo’s of een ietwat agressievere aanpak. In mijn oren mist hij hier een kans om hoge ogen te scoren in de jazzwereld, dit is daarvoor te vlak, jammer want de kwaliteiten heeft hij zoals hier en daar is te horen. Jan van Leersum.
|